Het verhaal van Cor Unum
Symposium 'Zien & gezien worden'
In het begin van de jaren 50 is de werkeloosheid in Orthen, een dorp behorend bij ’s-Hertogenbosch, zeer hoog. Onder de werkelozen bevinden zich ook een groot aantal mensen met een lichamelijke beperking. Voor hun is het extra moeilijk om een baan te vinden. De pastoor van Orthen trekt zich het lot van deze mensen erg aan. Samen met wethouder Schuurmans en de grafisch ontwerper en kunstschilder Herman Rademaker gaan zij met elkaar de uitdaging aan om voor deze doelgroep passend werk te zoeken. Door het bezoek van de moeder van pastoor Schouten aan een pottenbakkerij waar ook mensen met een lichamelijke beperking werkzaam zijn komt men op de gedachte om te kijken of het ook mogelijk is om in Orthen een pottenbakkerij op te richten.
Het is eind januari of begin februari 1953 dat een vijftal mannen zich gaan bekwamen in het pottenbakkersvak. Zij gaan in de leer bij de pottenbakkerij Ambacht Haalderen (AMHA) en de Utrechtse pottenbakker Hans Wagner. De pottenbakkerij wordt onderdeel van de Gemeentelijke Sociale Werkvoorziening en wordt grotendeels gefinancierd door de gemeente ’s-Hertogenbosch.
Herman Rademaker wordt aangesteld als artistiek leider van het bedrijf. Van de vijf personen die in de leer zijn geweest is het Jan Schuurkes die het meeste talent heeft voor het draaien van de potten, de anderen ontwikkelen zich als decorateur. Alhoewel er in het begin veel problemen zijn bij de productie en het stoken van de ovens is in juni van dat jaar al voldoende resultaat voor een kleine expositie. In de VVV-stand in de Muziekhof wordt een kleine expositie ingericht van de “eerste werkstukjes” zoals in de lokale krant vermeld wordt. Een tweede tentoonstelling vindt plaats in april 1954 en wordt gepresenteerd in de krant “Pottenbakkerij van G.S.W. levert verheugende artistieke resultaten. Op dat moment is er nog steeds geen sprake van de naam Cor Unum. Bij de eerste belangrijke grote verkooptentoonstelling bij de kunstnijverheidswinkel van der Laar aan de Schapenmarkt in ’s-Hertogenbosch is er sprake van de naam Cor Unum. Dit is de eerste expositie waar op grote schaal naar buiten wordt getreden, zelfs in de landelijke kranten wordt hier aandacht aan besteed. Bij de tentoonstelling verschijnt ook een reclamefolder waardoor we een beeld hebben van wat er op de tentoonstelling gepresenteerd is. De folder is zeer fraai vormgegeven door Herman Rademaker.
De naam Cor Unum, één van hart, is een verwijzing naar het feit dat een groep mensen gezamenlijk aan één product werken. Wie de naam bedacht heeft is niet bekend. Al het aardewerk werd gemerkt met het merk CU, geschilderd op de onderzijde van het bord of vaas.
Als artistiek leider drukt Rademaker een belangrijk stempel op de vormgeving van de producten. Met name bij de vazen zijn veel ronde en bolle vormen kenmerkend voor zijn periode. Voor de decoraties laat hij de decorateurs tekeningen maken die onder zijn begeleiding geabstraheerd worden om vervolgens met de hand aangebracht te worden. Zeer belangrijk is de zwart-witte uitvoering van de potten en schalen. Incidenteel wordt ook zwart/geel en zwart/paars toegepast.
Rademaker is slechts een korte tijd artistiek leider. Al in 1955 vertrekt hij en wordt opgevolgd door de binnenhuisarchitect en decor-ontwerper Jules Verschuuren. Alhoewel er ongetwijfeld nog na zijn aanstelling lange tijd in de stijl van Rademaker zal worden doorgewerkt is de invloed van Verschuuren al snel merkbaar. De vormgeving van de potten wordt veel strakker (meer cilindrische vormen) en de decors krijgen een meer lineaire lijnvoering. Ook wordt er meer met kleuren geëxperimenteerd zoals een zalmroze en blauwachtige achtergrond.
Ook Jules Verschuuren blijft maar een korte periode, al in 1956 verdwijnt ook hij van het toneel.
in de daarop volgende periode wordt er geen nieuwe artistiek leider aangesteld. Aan het einde van de jaren 50 en begin jaren 60 neemt het aantal werklozen aanzienlijk toe en ontstaat de behoefte komt om meer mensen binnen de pottenbakkerij te kunnen plaatsten en dat het ook een commerciëlere opzet moet krijgen.Met deze opdracht wordt in 1959 Zweitse Landsheer aangesteld als directeur van Cor Unum. Hij is tot op dat moment als vormgever werkzaam bij Goedewaagen in Gouda en geeft les op de keramiekafdeling van Bossche Academie voor Kunst en Vormgeving. Door zijn aanstelling treden er belangrijke veranderingen binnen Cor Unum op. Om meer mensen in het bedrijf te kunnen laten werken kan men niet meer afhankelijk zijn van één draaier en wordt besloten om de vazen te gaan gieten en de borden en schalen te kalibreren. De verschillend vormen worden aanzienlijk beperkt en er worden maar een beperkt aantal modellen vervaardigd die ieder een eigen modelnummer krijgen. Tot halverwege de jaren 60 wordt er nog (beperkt) gedecoreerd. Er zijn twee hoofdgroepen decors namelijk Figura en Grafico. Figura komt in de kleurcombinatie Geel/groen en rood/geel voor. Grafico in de kleurcombinaties blauw/bruin en beige/bruin met een gekrast decor. Al het aardewerk dat gegoten werd werd voorzien van een gestempeld merk CU en het modelnummer met daaraan toegevoegd een letter voor de grootte.
Een zeer belangrijke beslissing was om serviezen te gaan maken waardoor een geheel nieuwe markt werd aangeboord. Voor de afwerking van de serviezen werd het spuitglazuur ingevoerd. Met deze maatregelen was het mogelijk het aantal weknemers aanzienlijk te laten toenemen.
Zweitse Landsheer blijft tot 1989 werkzaam en wordt opgevolgd door Bart Reeser. Bart Reeser had geen keramiek achtergrond. In 1994 wordt Lotte Landsheer, dochter van Zweitse aangesteld om de nieuwe ontwerpafdeling te leiden.
In 1989 vindt een reorganisatie van de gemeentelijke Sociale Dienst plaats die wordt uitgevoerd door Jan Krapels. Daarbij wordt besloten dat de pottenbakkerij Cor Unum geprivatiseerd moet gaan worden. Jan Krapels vindt het bedrijf Cor Unum zo interessant dat hij zelf het bedrijf na de reorganisatie overneemt.
In 2009 gaat het bedrijf failliet en uit de failliete boedel koopt Lotte Landsheer een belangrijk deel over waaronder de complete collectie gipsmallen en een tweetal ovens. Zij zet het bedrijf voort tot op heden voort. Een belangrijke wijziging binnen het bedrijf is om befaamde kunstenaars van naam, zowel nationaal als internationaal, aan te trekken om nieuwe ontwerpen uit te voeren.
In 1998 werd Cor Unum geprivatiseerd. Aanvankelijk werd het door Jan Krapels overgenomen, later door Lotte Landsheer Hier komen we zo later op terug.
(tekst gaat door onder de afbeelding)
Vraaggesprek Eddie Nijhof – Lotte Landsheer:
Lotte aan Eddie: Wanneer ben je voor het eerst met Cor Unum in aanraking gekomen?
Dat is waarschijnlijk in 1981 geweest.
Oorspronkelijk kom ik uit Deventer en ben in 1980 naar ’s-Hertogenbosch gekomen om daar te gaan werken bij de archeologische dienst. Daar werkte een vrijwilliger Jimmie van den Hurk die uit Orthen. Bij hem thuis stonden vele vazen en borden bij Cor Unum vervaardigd. Bijzonder was een vaas die zijn vader voor zijn moeder gekocht had bij zijn geboorte in 1954. Het was een vaas die identiek aan één van de vazen van de folder uit 1954.
Lotte aan Eddie: Wanneer ben je begonnen met verzamelen van Cor Unum?
Dat is geweest in 1993. Het was enige maanden voor de tentoonstelling het 40-jarig bestaan van Cor Unum in het toenmalige museum het Kruithuis in ’s-Hertogenbosch, dat ik op een rommelmarkt een gedecoreerd vaasje kocht uit het begin van de jaren 60. Heel geleidelijk kocht ik vanaf die periode wel eens een gedecoreerde vaas of bord uit de jaren 60. Het duurde relatief lang voordat ik het eerste zwart-wit vaasje uit de jaren 50 kocht. Door keramiekbeurzen en verzamelbeurzen te bezoeken was het makkelijker om stukken uit de jaren 50 te bemachtigen. Met de komst van het internet is het nog makkelijker geworden om nieuw stukken voor de collectie te verkrijgen. Momenteel richt ik me alleen nog maar op de jaren-50. Hele bijzondere stukken uit de jaren 60 wil ik nog wel aanschaffen.
Lotte aan Eddie: Wat maakt het zo bijzonder om Cor Unum te verzamelen als je het vergelijkt met andere keramiek uit de jaren 50?
Wat als eerste opvalt is natuurlijk de enorme hoge kwaliteit van de keramiek die hier vervaardigd werd, het behoort heden ten dage nog tot de top van wat er in de jaren-50 in Nederland werd gemaakt. Dit is natuurlijk zeer bijzonder omdat de werknemers van Cor Unum geen van allen een keramische achtergrond hadden. Verder is het zeer interessant omdat de aangebrachte decoraties maar in zeer kleine aantallen vervaardigd zijn, waarschijnlijk zijn sommige zelfs alleen maar als unicum uitgevoerd. Verder is er totaal geen beeld van wat er allemaal gemaakt is, er is nauwelijks administratie uit de jaren-50 bewaard gebleven. Het is dus iedere keer weer heel verrassend als je ergens een nieuw stuk tegenkomt, het zijn iedere keer totaal nieuwe voorstellingen.
Eddie aan Lotte: Wat is het meest bijzondere stuk dat je in je collectie hebt?
Dat is wel erg lastig te zeggen. Het meest aansprekende is wel een dekselvaas met een gezicht erop. Het is een dekselvaas uit 1955, ooit gekocht op een verzamelbeurs van mensen die in 1955 getrouwd waren en de dekselvaas als huwelijkscadeau gekregen hadden. Hij stond bij hun al enige jaren in de kelder en ze vonden dat ze hem dan maar beter konden opruimen. Het is uit de periode van Herman Rademaker. In een krantenartikel uit 1955 staat een foto waarop juist het moment dat de oven geopend wordt. In de oven staat zeer prominent een vergelijkbare dekselvaas.
Lotte aan Eddie: Wat zou je willen dat er later met je collectie gebeurt?
Nou dat is mij nog niet helemaal duidelijk. Het zou aardig zijn als er eens een tentoonstelling zou komen waar ik een deel van mijn collectie zou kunnen tonen en waarbij de rol die CU in de jaren 50 en later heeft gespeeld in de na-oorlogse keramische industrie in Nederland.
Misschien zou het mooi zijn om een deel van mijn collectie op termijn over te dragen aan een museum gewijd aan Nederlandse keramiek.
Lotte aan Eddie: Hoe vond in de beginperiode de afzet plaats?
Daar is relatief weinig over bekend. Volgens interviews in het verleden, gepubliceerd in het boekje bij het 40-jarig bestaan, reisde Herman Rademaker het hele land door om aan de betere interieurwinkels kleine sets van ca 10 exemplaren verkocht. Deze winkels waren bijna altijd aangesloten bij de zogenaamde Goed Wonen winkels. Ook was Cor Unum aangesloten bij de stichting Scheppend Ambacht waar zij ook regelmatig deelnamen aan tentoonstellingen in het gehele land. Vanaf 1956 werd Cor Unum ook bij de Bijenkorf verkocht.
Lotte aan Eddie: Hoeveel is er gemaakt in de jaren-50?
Er is weinig te zeggen over de productie. Vooral in het begin liep men tegen vele technische problemen aan. De combinatie zwart wit glazuur gaf een soort bloeding van het koperhoudende zwarte glazuur waarbij er op het raakvlak een groene zweem ontstond. Toch moet er redelijk wat gemaakt zijn gezien de aantallen die bewaard zijn gebleven. Vooral na het midden van de jaren 50 in de periode Verschuuren neemt de productie behoorlijk toe, er zijn dan veel meer decorateurs aan het werk. Pas in de periode Zweitse Landsheer neemt de productie zeer fors toe door het toepassen van het gieten en het werken met spuitglazuur.
Eddie aan Lotte: In jouw familie heeft keramiek altijd een belangrijke rol gespeeld. Was je als kind ook al betrokken bij het bedrijf waar je vader Zweitse de leiding had?
Jazeker, ik ben opgegroeid met Cor Unum, dus keramiek. Mijn vader was daar artistiek en zakelijk leider en mijn moeder was vertegenwoordigster van Cor Unum. We aten ervan en we leefden ervan. Als kind gingen wij al mee om te helpen. Ik vond het daar helemaal geweldig. Samen met de kinderen van Jan Schuurkes. We speelden samen veel. Na de middelbare school fietste ik naar de Orthense Hoven en ging in opdracht van Zweitse glazuurproeven maken. Ze hadden toen nog een balans met gewichten. Dat vond ik heerlijk om te doen, als ik dan een week later de proeven zag, kreeg ik van daaruit weer nieuwe opdrachten. Tijdens mijn studie wist ik de weg te vinden naar de werkplaats als de ovens op school vol waren. Als tegenprestatie hielp ik met afwerken en de ovens te vullen.
Eddie aan Lotte: In 1994 ben je bij Cor Unum gaan werken onder Bart Reeser. Hoe is het verder gelopen?
In 1994 ging het Dorp in Arnhem sluiten (hier werd ook aardewerk geproduceerd), waar Cor Unum nauw mee samenwerkte. Deze werkplaats was een prachtige start om productontwikkeling te beginnen voor de nieuwe ontwerpen met ontwerpers van “buitenaf”, zoals Benno Premsela, Gijs Bakker, Bruno Ninaber van Eijben en Geert Lap. Ze zochten toen iemand om die afdeling te leiden. Mijn vader was toen al gestopt, mijn moeder werkte daar nog en ik solliciteerde bij de nieuwe directeur Bart Reeser. De werkmeesters kende mij, ze wisten dat ik het goede gevoel had voor het materiaal en Cor Unum, ze konden mij nog vormen. Dus ik mocht dat gaan doen. Ik had een vaste baan in de fotografie, hartstikke leuk, maar dit was een droom voor mij. Ik heb met alle grote namen gewerkt, zelfs met Anisch Kapoor. En met Geert lap heb ik op zijn atelier mogen meewerken, we werden klei-vrienden. In 1998 vond er een reorganisatie plaats bij de sociale werkplaats in ’s-Hertogenbosch. Hiervoor werd Jan Krapels ingehuurd. Alle mooie afdelingen werden gesloten, ook Cor Unum.
Jan Krapels had wel zijn eigen plan met dit bedrijf, en zette dit door als een vrij bedrijf, particulier. Hij vroeg mij mee als bedrijfsleider. Krapels wilde aantonen, dat je best een vrij bedrijf kan draaien met “mensen met een aftstand tot de arbeidsmarkt”. Ik was daar elke dag, begeleidde de mensen de ontwerpers en de klanten. Het was een mooie tijd, ik heb er veel van geleerd. Ook hoe ik het anders zou doen. In 2009 heeft Krapels de stekker eruit getrokken. Ik stond met de groep mensen op straat.
(Tekst gaat door onder de afbeelding)
Binnen een week zat ik bij de Curator en maakte een plan voor een doorstart. Ik heb samen met Paul (mijn man) de kavels teruggekocht uit het faillissement, zoals ovens, karren, afzuiging, glazuurafdeling, en het allerbelangrijkste: de moedermallen. (70 jaar Nederlandse vormgeving). Ik heb alles opgeslagen, een klein atelier gehuurd. Twee vakmensen teruggehaald bij de sociale werkplaats, de modeleur Ton Musch en de galzuurster Toos Beekers. Met zij drieën hebben we alles weer opgebouwd. Het plan was om onderwijs erbij te halen, Sint Lucas in Boxtel kreeg ik de opdracht van het ministerie van onderwijs om weer een ambachtsschool op te zetten. Ik heb daar de keramiekopleiding opgezet, het curriculum geschreven voor de 4-jarige mbo opleiding. 5 jaar lesgegeven naast het opstarten van Cor Unum 2.0.
In 2012 zijn we verhuisd naar een grotere ruimte, de Gruyterfabriek, we hadden veel werk, we knalden uit het “kleine” atelier. Daar zijn we als groep gegroeid, ik heb daar in het begin ook de studenten van het Sint Lucas lesgegeven. Het ging hartstikke goed. We hebben altijd veel gewerkt voor winkels en bedrijven, maar wat ik miste was een “eigen winkel” en toen zag ik in de krant staan. Gemeente zoekt mooie invulling voor “Pompen & Verlouw” (er waren veel liefhebbers voor deze ruimte) een oude garage midden in het centrum uit 1920 Ik heb het idee geopperd “ breng het ambacht terug naar de stad, en daar gingen ze voor. We hebben een jaar verbouwd om het voor ons helemaal geschikt te maken. Dit werd al mijn 4e verhuizing, ik wist precies hoe ik het hebben wilde. Vooral open en uitnodigend, en een mooie ruimte waar we ons prachtige werk konden laten zien. Sinds 2017 zitten we met onze stichting inmiddels met 60 collega’s in dit prachtige pand. Wij zijn een geheel onafhankelijke stichting. Wij werken zonder subsidie, we betalen zelf de markt-conforme huur, energie, salarissen etc.
Eddie aan Lotte: heden en de toekomst: Hoe werken jullie met ontwerpers, en hoe breng je de producten onder de aandacht?
Ik zoek de goede beurzen uit, ik heb een bepaald budget daarvoor apart gezet. Soms staan we in Milaan, soms in Parijs. We doen heel veel aan sociale media, nieuwsbrieven. Maar vooral zetten we de deuren wagenwijd open, voor iedereen die het werk wilt zien, zodat het verder gedragen en verteld kan worden.
Eddie aan Lotte: waar ben je het meest trots op?
De duurzaamheid van Cor Unum,
1. wij zijn duurzaam in materiaal, we recyclen al ons afval, we stoken zo veel mogelijk op zonne-energie. Hier is een nieuw product voor ontwikkeld, gekenmerkt door het recycle-teken op de onderzijde.
2. we zijn duurzaam in het ambacht: we zijn een leerbedrijf voor studenten om het ambacht zo veel mogelijk door te geven.
3. We zijn duurzaam in mensen, nog steeds zijn we een stichting, we zijn een plek voor mensen om te re-integreren, dagbesteding en om je gelukkig te voelen.
Vraaggesprek Lotte Landsheer en Eddie Nijhof symposium ‘Zien en gezien worden’ 24 november 2023